Grenzen aan de evolutie van gencode

transfer-RNA-molecuul begeleidt aflezing-boodschapper-RNA

Varieerbaarheid in transfer-RNA-moleculen bepaalt de grens aan genetische codes (afb: Pablo Dans, IRB)

De evolutie staat nooit stil, maar er zijn grenzen. Spaanse onderzoekers denken te weten dat de genetische code zich ontwikkelde tot een maximum van twintig aminozuren, die het leven nu gebruikt om eiwitten op te bouwen. Dat zou volgens hen liggen aan het transfer-RNA, dat een rol speelt bij de vorming van eiwitten via het aflezen van boodschapper-RNA in het ribosoom (de zogeheten translatie). Die ‘maximalisatie’ van de genetische code zou zo’n 3 miljard jaar geleden hebben plaatsgevonden voor de gescheiden ontwikkeling van bacteriën, eukaryoten (cellen met een kern) en archaea (‘oerbacteriën’), aangezien alle levende organismen dezelfde genetische code gebruiken om eiwitten te produceren. Lees verder

Vreemde aminozuren veiligheidsklep gentech

Niet-natuurlijk aminozuur

Church gebruikte L-4,4′-bifenylalanine als extra, niet-natuurlijk aminozuur.

Alle eiwitten in het leven zijn opgebouwd uit 20 verschillende aminozuren. Niet meer dan dat. Bij genetische manipulatie ontstaat altijd de mogelijkheid dat die veranderde of nieuwe organismen ‘rare’ dingen gaan doen. In de jaren 70 en 80 woedden daar heftige discussies over. Als je nu zorgt dat die nieuwe organismen gebruik maken van andere dan de natuurlijke 20, dan heb je een prima veiligheidsklep tegen mogelijke genetische miskleunen, dacht de bekend synthetisch bioloog George Church van de Harvard-universiteit en verbouwde op die manier een Escherichia coli-bacterie. Zo’n bacterie overleeft niet in een natuurlijke omgeving, omdat de voor het beestje noodzakelijk aminozuren daar niet voorkomen.
Lees verder