Virussen: de onverslaanbare sluipmoordenaars

Hi-virussen op een T-cel

Hi-virussen (paars) op een T-cel

Virussen zijn stukjes RNA of DNA die coderen voor eiwitten met een ‘velletje’ er omheen. RNA-virussen zijn virussen waarvan het erfelijk materiaal uit RNA in plaats van DNA bestaat. Bekende voorbeelden Virussen zijn stukjes erfelijk materiaal met een eiwitmantel eromheen, nauwelijks leven. Toch kunnen ze grote rampen veroorzaken.van RNA-virussen zijn het griep-, ebola- en hepatitis-C-virus.

Virussen hebben geen cel, geen ribosomen,weinig of geen enzymen voor hun eigen stofwisseling. Ze missen ook de enzymen voor de eiwitsynthese. Het zijn niet meer dan eenvoudige eiwitpakketjes met daarin genetisch materiaal. Een virus moet voor zijn ‘overleving’ wel naar een gastheer(cel). Daar injecteert het zijn genetische materiaal (RNA of DNA) in die gastheercel, die vervolgens het erfelijke virusmateriaal kopieert en er vaak aan onderdoor gaat.
Buiten het gastorganisme is het virus al gauw ten dode opgeschreven. Een half uur, hooguit een aantal uren houdt het virus het daar nog wel uit, maar dan legt hij het loodje. Om te ‘overleven’ hebben de virussen dus een ‘DNA-machine’ nodig. Overigens zijn er heel wat wetenschappers die virussen niet tot het rijk van het leven rekenen, vanwege hun grote afhankelijkheid van andere organismen. Vandaar dat ik overleven tussen aanhalingstekens zet.
Virussen zijn meestal gespecialiseerd in welke cellen ze belagen. De eiwitmantel van het virus en bepaalde receptoren op de cel zorgen ervoor dat het virus zich alleen aan bepaalde cellen koppelen.

De meeste virusdeeltjes koppelen zich aan een cel van de gastheer en injecteren daar het eigen erfelijk materiaal in. Die gastcel voldoet braaf aan die ‘opdracht’ en maakt daardoor nieuwe virusdeeltjes aan. Andere type virussen versmelten geheel met de gastheercel.
Je hebt specifiek op bacteriën gerichte virussen, zogeheten bacteriofagen. Net als bij hogere diersoorten moet het afweersysteem van bacteriën zorgen voor hun verdediging en de verdelging of tenminste neutralisering van de ontwrichtende kracht van virussen.
Van virussen kom je vaak nooit helemaal af. Die kamperen dan in het organisme dat ze parasiteren zonder al te veel schade aan te richten en steken de kop op als het afweersysteem van de gastheer/-vrouw even een mindere periode heeft zoals bij een verkoudheid of overmatig drankgebruik. Voorbeelden daarvan zijn het herpesvirus (koortslip) of het hi-virus. Op die manier rekken die deeltjes hun bestaan. Dat doen ze met succes, want bijna zo lang als er leven op aarde is zijn er virussen.

Verspreiding

Hoe kan het dat juist zoiets kleins en ogenschijnlijk onbenulligs leidt tot de dood? Gek genoeg is de dood van het gastheerorganisme voor een virus geen doel op zich. Als dat organisme sterft, dan is het met het virus ook afgelopen als dat niet snel een nieuwe gastheer treft. Die sterfte moet dan ook worden gezien als niet bedoelde bijkomende schade, een ongelukje eigenlijk. Virussen zijn louter uit op hun voortbestaan en het moet gezegd dat dat ze vrij aardig lukt.
Er zijn vrijwel geen virusvrije plekken. Vele miljoenen (miljarden?) soorten kennen we nog niet eens. Het kan zo maar zijn dat per dag op een oppervlak van een vierkante meter 800 miljoen virussen worden afgezet. Virussen verplaatsen zich zo van de ene gastheer naar de andere. Veel symptomen die met virussen besmette organismen hebben zoals niezen, hoesten, snotteren, huidaandoeningen en diarree zijn niet de bijwerkingen van ‘de ziekte’, maar juist het doel. Met deze ’trucs’ weet het virus zich te verspreiden.

Afmeting virus

Het overgrote deel van de virussen is veel kleiner dan bacteriën

Virussen zijn vele malen kleiner dan andere micro-organismen. Ze passen vaak tientallen tot honderden keren in de gemiddelde bacterie. In een druppel zeewater kunnen bijvoorbeeld al meer dan 10 miljoen virusdeeltjes zitten.

Zoals gezegd verplaatsen zich vaak via de lucht en dringen zo het organisme binnen door alle ingangen die dat organisme biedt. Het is vrijwel onmogelijk om te voorkomen dat virussen daar in slagen. Mensen hebben een goede kans door zich geheel in een goed sluitend duikpak te tooien. Mondmaskers helpen wel wat, vooral in de bescherming van anderen, maar voorkomen niet dat het virus binnenkomt. Eenmaal binnen laat het virus zo razendsnel vermenigvuldigen tot vaak honderdduizend deeltjes per cel. Elk van die deeltjes gaat in het organisme weer op zoek naar ‘kopieercapaciteit’.

Incubatietijd

Het vervelende van een (virus)besmetting is dat het getroffen organisme niet meteen ziekteverschijnselen vertoont. In die periode is het dus wel degelijk in staat andere organismen te besmetten, zelfs meer dan tijdens de ‘ziekte’. Die zogeheten incubatietijd kan bij virussen dagen tot wel anderhalve week duren.
Als de besmetting is overwonnen wil dat ook niet zeggen dat het virus definitief verslagen is. Dat duikt soms onder. Bijna elk kind krijgt de waterpokken, ook het gevolg van een virusbesmetting. Dat virus draag het de rest van zijn leven mee. Op oudere leeftijd als het afweersysteem minder goed gaat functioneren kan dit virus weer de kop opsteken in de vorm van gordelroos. Sommige virussen activeren het afweersysteem zo dat het zichzelf uitput. Het resultaat is een chronische infectie, waarbij patiënten levenslang virusremmers moeten slikken.

Virussen zijn overigens niet alleen maar slecht voor ons. Veel virussen parasiteren op bacteriën (de bacteriofagen) en houden zo het aantal mogelijk schadelijke (maar ook goedgunstige) bacteriën laag.

Bestrijding

Virussen worden in organismen aangepakt door het afweersysteem. Of dat effectief is hangt af van de voorgeschiedenis. Als het virus nieuw voor het organisme is weet het nog niet zo goed hoe het dat moet bestrijden. Is het organisme al eerder aangedaan door zo’n deeltje dan is de ‘verdediging’ (meestal) op orde. Bij de eerste besmetting zullen de besmettingsverschijnselen ook het heftigst zijn.
Doordat virussen vermeerderd worden door de cel die ze zijn binnengekomen is het lastig ze te bestrijden.
Zo’n virus heeft de gastheercel gekaapt en gebruikt de stofwisseling van die cel om zich voort te planten en dan ook nog in dat onvoorstelbare tempo van honderdduizenden nieuwe virussen in een paar uur.

Een probleem bij geneesmiddelen tegen virussen is dat die deeltjes vrij snel kunnen muteren, waardoor de geneesmiddelen minder effect hebben. Zo loopt de bestrijding eigenlijk altijd een beetje achter de feiten aan.
Er zijn stoffen die specifiek de werking van bepaalde virussen verstoren die als geneesmiddel kunnen worden ingezet. Dat zijn de antivirale middelen. Die maken het koppelen van virussen aan de gastheercel lastig of voorkomen de werking van viruseiwitten in de gastheercel.

Antivirusmiddelen
Voor de behandeling van een besmetting met een virus worden antivirusmiddelen gebruikt. Deze middelen remmen de groei van het virus. Het virus wordt niet gedood, maar blijft in het lichaam aanwezig. Daardoor kunnen er opnieuw klachten ontstaan. Voorbeelden zijn aciclovir, famciclovir, valaciclovir, ganciclovir en valganciclovir.

Vaccins
Vaccins zijn ook middelen om je tegen virussen te beschermen. In feite leert het vaccin het afweersysteem op een minder brute manier dan dat virus het doet je daartegen te beschermen. Dat vaccin bevat een kleine hoeveelheid virusmateriaal of verzwakte virussen. Na injectie met een vaccin maakt het lichaam daar antilichamen tegen. Bij contact met het levende virus weet het afweersysteem wat het te doen staat.

Peginterferon-α
Hepatitis B en hepatitis C zijn leverziektes veroorzaakt door een virus. Ze kunnen worden behandeld met peginterferon alfa. Peginterferon-alfa heeft dezelfde werking als interferonen. Die eiwitten komen van nature voor in het lichaam. Ze maken de lichaamscellen ongevoeliger voor virussen en remmen de groei van het virus. De werking van een injectie is ongeveer een week.

DEET
Sommige virusziekten worden overgedragen door muggen. Muggen kunnen de menselijk huid vinden door hun reukvermogen. DEET ruikt voor deze muggen sterker dan de menselijke geur. Bovendien vinden de muggen deze geur onaangenaam, waardoor ze niet op die huid af komen. Deze behandeling werkt dus niet op het virus maar op de virusoverbrenger (de mug).

Jaarlijks worden oudere mensen in Nederland uitgenodigd een griepprik te halen. Dat vaccin is geen 100% beveiliging, maar beschermt tegen 80% van de bekende griepvirussen. Doordat virussen makkelijk muteren (hun genetische materiaal aanpassen) duiken er constant nieuwe griepvirussen op. Zoals gezegd is virusbestrijding een constante wapenwedloop. Na zo’n prik te hebben gehaald kun je dus nog best ziek worden.
Het blijkt dat virussen sterker werken bij mannen dan bij vrouwen. Lang schreven onderzoekers dat verschil toe aan het verschil in de respectieve afweersystemen van man en vrouw. Nieuwer onderzoek zou hebben vastgesteld dat mannen en vrouwen anders reageren op ziektes. Virussen zouden zelf zo geëvolueerd zijn dat ze een andere invloed hebben op mannen dan op vrouwen. Kranten geven soms aan dat de laksheid van de man om naar een arts te gaan daarbij een rol speelt. Of dat wetenschappelijk bewezen weet ik niet.

Virus verdwijnt niet

Op het ogenblik doet de hele wereld zo veel mogelijk moeite besmetting met een virus te voorkomen. Die beschermingsmaatregelen (houdt afstand) zijn vooral bedoeld om het eigen zorgsysteem niet te overvragen. Duizenden mensen op de intensieve zorg is nog doenlijk, maar bij honderdduizenden komen de ziekenhuizen in ernstige nood (we hebben het nu over Nederlandse en Belgische verhoudingen).
Als de virusuitbraak is bedwongen dan is het probleem nog niet opgelost. Bij lange na niet. Dat virus verdwijnt niet en zal andere mensen besmetten. Zeg dat in Nederland zo’n honderdduizend mensen door een nog onbekend virus besmet worden. Dan blijven er nog ruim 17 miljoen niet besmette mensen over. Uiteindelijk zal een groot deel (epidemiologen schatten dat er in Nederland zeker de helft dat inmiddels bekende virus zal oplopen) van de Nederlandse bevolking besmet worden. Voor die besmetting ‘normaal’ wordt zijn we, schat ik, wel wat jaren verder.

Het is dus een beetje irrationeel te denken dat we de besmetting met dat inmiddels bekende virus kunnen ontlopen (net zo min als de griep- en verkoudheidsvirussen). Een voordeel om later met dat inmiddels bekende virus besmet te worden is dat er inmiddels werkende vaccins en/of medicijnen tegen zijn, maar een groot deel zal er toch echt aan moeten geloven…

Bronnen:  WikiPedia, micropia.nl, apotheek.nl, nemokennislink.nl, scientas.nl, microbiologie.info, vpro.nl

6 gedachten over “Virussen: de onverslaanbare sluipmoordenaars

  1. Ik mis hier de reactie van cellen via eiwitpakketjes, zoals ik die heb omschreven in het corona-artikel (onderaan) op mijn website homocombinatus.nl.
    Als ik daarmee fout zit hoop ik dat zo gauw mogelijk te vernemen, in welk geval ik dat gedeelte zal verwijderen.

    • Laat ik, maar weer eens, vooropstellen dat ik geen deskundige ben (op welk terrein dan ook). Cellen communiceren op verschillende manieren met elkaar. Daar zullen ongetwijfeld ook eiwitten een rol in spelen, want dat zijn immers de werkpaarden van het leven. Als je me vertelt waar je dat verhaal vandaan hebt dan zou dat mijn (geringe) kennisniveau wellicht kunnen opvijzelen…

      • Arno,

        Met dat kennisniveau van jou valt het volgens mij wel een beetje mee. Ik neem aan dat je doelt op de verspreiding van eiwitpakketjes. Die verhalen kwam je een jaar of twintig, dertig geleden overal tegen, precies zoals je nu overal verhalen over virussen tegenkomt. Ik zou je echt niet specifiek kunnen zeggen waar ik ze vandaan heb. In die tijd was ik niet van plan om een boek te schrijven en ik legde daarom zulke gegevens niet vast. Ook in latere jaren zal ik ze wel tegen gekomen zijn, maar er is dan geen reden om het te onthouden. Het spijt me dat ik in deze niet als richtingaanwijzer kan dienen. Onlangs heb ik een artikel gezien waarin een zinsnede voorkomt die duidt in de richting van het door mij vermelde gebruik van eiwitpakketjes, maar die werden niet specifiek genoemd; ik zal proberen het terug te vinden.

        Eit

          • Beste Arno,

            Het laatste deel van mijn website blijkt zo veel weerstand op te roepen dat het mij beter lijkt om het maar te verwijderen, in plaats van steeds weer nieuwe zoektochten naar aanvullend bewijs te doen en de beschrijving aan te vullen. Het is de tijdgeest, zullen we maar zeggen en ik ben niet van plan om er nog meer tijd in te steken. Ik hoef niet zo nodig mijn gelijk te halen.
            Het lijkt mij het beste dat je de link naar mijn website verwijderd, opdat je daar niet op aangevallen kunt worden.

            Eit

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.