Het klinkt eenvoudig maar is lastig: het afleveren van materiaal om in cellen genetische werkzaamheden te verrichten met, onder meer, de CRISPR-methode. Vaak worden daarvoor kreupel gemaakte virussen gebruikt, maar onderzoekers lipidestructuren gemaakt om de ‘instructies in de cellen te brengen. Die structuren schijnen in dierproeven hun bruikbaarheid te hebben bewezen.
We hebben het in dit geval niet over CRISPR, waarbij via knippen en plakken genen af zelfs basen (de bouwstenen van DNA) worden vervangen maar om de boodschapper-RNA-methode. Daarbij worden boodschapper-RNA’s in een cel geloodst om een bepaald eiwit aan te maken. Bij muisjes die waren opgezadeld met een bloederziekte waarbij het bloed traag of niet stolt, werden RNA’s de cellen binnengebracht door die lipidestructuren die ervoor moeten zorgen dat het daarbij behorende stollingseiwit wordt aangemaakt. In een andere proef werd de activiteit van een gen verlaagd waardoor het cholesterolgehalte in het bloed daalde.
“We hebben in die twee toepassingen van de lipidenanomaterialen laten zien dat die hun lading effectief afleveren”, zegt Yizhou Dong van de universiteit van Ohio. “Die materialen breken weer af en zijn biocompatibel. Hiermee hebben we de bijwerkingen verminderd en het therapeutische venster vergroot. Dat geeft ons vertrouwen proeven met grotere dieren te doen als voorbereiding op klinische proeven (met mensen; as).”
Dong en de zijnen hadden al eerder lipidestructuren gemaakt als verpakking voor b-RNA. Nu waren die lipidedeeltjes speciaal ontworpen voor toepassing in de lever. Ze experimenteerden met verschillende systemen tot ze bij materialen aanbelanden die het stabielst waren. Die lipidebouwsels moeten hun lading door het bloed transporteren, in een cel terechtkomen en daarna spoorloos verdwijnen.
Binnen 12 uur
De muisjes met de bloederziekte kregen de lipidedeeltjes ingespoten met b-RNA dat codeert voor het stollingseiwit factor VIII. Binnen twaalf uur produceerden de muisjes genoeg van die stollingsfactor om op 90% van normaal te komen. De behandeling liet de organen ongemoeid.
In het andere experiment kregen de lipidedeeltjes twee ‘instructies’ mee. Een b-RNA codeerde voor een DNA-basebewerker en een voor een gids-RNA die de basebewerker moest leiden naar het PCSK9-gen in levercellen.
Mutaties in dat gen kunnen leiden tot een te hoog cholesterolgehalte. Uit analyse bleek dat de basebewerker en het gids-RNA hun werk goed hadden gedaan: 60% van de baseparen in dat gen die vervangen moesten worden waren inderdaad ook vervangen. Er hoefde slechts een lage dosis te worden toegediend om het beoogde effect te bereiken.
Bron: Science Daily