De massale sterfte van hersencellen bij de ziekte van Alzheimer zou wel eens te maken kunnen hebben met het disfunctioneren van andere cellen in de hersens: de mikrogliacellen. Onderzoekers van de universiteit van Stanford (VS) vonden dat het blokkeren van een receptor op het membraan van mikrogliacellen bij muizen met Alzheimer positief uitwerkte: het geheugenverlies werd gekeerd evenals allerlei andere negatieve effecten van de ziekte bij dieren. Het onderzoek zou ook opheldering verschaffen over de relatie tussen aspirine en de hersenziekte.
Mikrogliacellen zou je kunnen zien als een soort afweercellen in de hersens. 15% van de cellen in de hersens behoren tot dit celtype. “Deze cellen gaan geheugenverlies tegen en zorgen voor gezonde hersens”, zegt onderzoekster Katrin Andreasson. De cellen speuren voortdurend naar verdachte materialen of organismen in de hersens. Als er stront aan de knikker is, roepen de cellen via chemische signalen andere mikrogliacellen te hulp en verdelgen de vijand. Ze houden de boel rustig en gaan ontstekingen tegen. Ook zorgen deze speciale cellen er voor dat de rommel in de hersens wordt opgeruimd, zoals dode cellen en andere moleculaire troep zoals beta-amyloïde, het eiwit dat bij de ziekte van Alzheimer hersenverwoestende plaques oplevert. Dat eiwit is natuurlijk en alomtegenwoordig, maar als het samenklontert schijnt het giftig te zijn voor hersencellen. Die plaques zouden een wezenlijke rol spelen bij de ziekte van Alzheimer. Andreasson: “Als die cellen niet goed functioneren, dan lopen er dingen uit de hand.”
Het onderzoek maakt aannemelijk dat dat disfunctioneren vooral wordt veroorzaakt door de verhoogde signaalactiviteit van een molecuul, een zogeheten receptor/ontvanger, dat op het membraan van de mikrogliacellen en de hersencellen zit, een eiwit dat de aanduiding EP2 heeft meegekregen. Als die receptor een verbinding aan gaat met prostaglandine E2 (PGE2) ligt ontsteking op de loer. Andreasson: “We hebben eerder ontdekt dat bij muizen die die receptor niet hebben in hun hersencellen, de kans op hersenontstekingen aanzienlijk daalt.” Het was nog niet duidelijk of dat aan de zenuwcellen of de mikrogliacellen lag. Die vraag lijkt nu beantwoord.
Het onderzoek begon in een petrischaal. Mikrogliacellen isoleren uit de hersens schijnt vrij lastig te zijn, maar met hun nauwe verwanten, de makrofagen, is dat een stuk makkelijker. Deze afweercellen komen in het hele lichaam voor en kunnen gewoon uit het bloed ‘geoogst’ worden. Makrofagen en mikrogliacellen zijn geen eeneiïge tweelingen, maar ze hebben genoeg overeenkomsten. In een schaal met oplosbare amyloïde-klonteringen bleken makrofagen van jonge muisjes kalm te blijven, rustig chemicaliën te produceren en er voor te zorgen dat de ontsteking niet verergerde. Vooral de amyloïde-afbrekende enzymen waren ruim vertegenwoordigd. Makrofagen van oudere muizen reageerden anders. Beta-amyloïde zorgde voor een grote activiteit van EP2 in deze cellen, met als gevolg een verhoogde productie van ontstekingsmoleculen en een veel lagere aanmaak van de amyloidevretende enzymen. De leeftijd speelt kennelijk een rol bij de activiteit van de receptor in mikrogliacellen, concludeerden de onderzoekers. Die veranderingen zouden mogelijk kunnen leiden tot Alzheimer.
Ze deden proeven met muizen met de muiselijke variant van Alzheimer en ‘normale’ muizen die beta-amyloïde of een ‘placebo’ in hun hersens kregen ingespoten. In beide groepen muizen deed het ziektebeeld zich niet voor als EP2 door genetische manipulatie niet op de mikrogliacellen aanwezig was. Het blokkeren van EP2 leidde tot een aanzienlijke verbetering bij de ziek gemaakte muizen bij twee standaardgeheugentests: het onthouden van een gebeurtenis (plaats van voedsel) of van een voorwerp. Het blokkeren van de receptor verbeterde het geheugen van beide groepen muizen, die met Alzheimer en die met ingespoten beta-amyloïde. Mikrogliacellen zonder EP2 in muizen overtroffen onveranderde cellen in door beta-a belaagde hersens in de aanmaak van de juiste chemicaliën en de bestrijding van de ontsteking.
Ander onderzoek zou aannemelijk hebben gemaakt dat sommige ontstekingsremmers, zoals aspirine, Alzheimer voorkomt of verschuift. Dan moet daar wel mee begonnen zijn voor de ziekte tot uiting is gekomen. Deze niet-steroïde middelen werken vooral door het blokkeren van twee enzymen (COX-1 en COX-2). Deze enzymen katalyseren de reactie waaruit, uiteindelijk, PGE2 kan ontstaan, de hormoonachtige verbinding die EP2 activeert. PGE2 heeft iets uit te staan met ontstekingen, maar heeft tal van nuttige functies in heel het lichaam. PGE2 is een van de vijf prostaglandines die voortkomen uit het voorlopermolecuul dat de reacties van COX-1 en COX-2 opleveren. Daarom heeft een middel dat COX-1 en COX-2 blokkeert zeer waarschijnlijk een groot aantal gevolgen, die niet alle even gunstig zijn. De onderzoekers denken dat het blokkeren van de activiteit van EP2 op mikrogliacellen minder schadelijke bijwerkingen zal hebben. Ondertussen proberen Andreasson en haar medeonderzoekers te achterhalen waardoor PE2 ergens in het leven de weg kwijt raakt.
Bron: Eurekalert