Waardoor handhaven ziekmakende mutaties zich?

In januari 2021 lag een tweejarig jongetje doodziek in bed in Groenland. De artsen wisten niet wat hij had. Was het hersenvlies-ontsteking of misschien wel tb? Ten einde raad werd hij naar Kopenhagen gebracht, maar ook daar zaten ze met hun handen in het haar. Als laatste redmiddel werd het genoom van het jongetje uitgelezen. Daar kwam een ziekmakend gen uit: IFNAR2. Dat eiwit bindt aan type I interferonen. Daardoor had het jongetje geen verweer tegen virussen zoals het corona- of griepvirus. Hoe komt het dat dergelijke genen zich handhaven, vraagt Wired zich af.
Uiteindelijk bleek het jongetje te zijn ingeënt tegen bof, mazelen en rode hond (BMR) te zijn. Dat leidde tot de (haast) dodelijke ziekte (het jongetje leeft nog en is gezond).
Dat scheen ook te zijn waargenomen op enkele andere plaatsen zoals Ierland en Canada. Zo had Christopher Duncan van de universiteit van Newcastle met collega’s een soortgelijk geval beschreven in Ierland beschreven (waarbij de patiënte helaas overleed). Hij werd daarna benaderd door onderzoekers in Alaska die soortgelijke gevallen hadden meegemaakt.
Immunologe Trine Mogensen van de universiteit van Aarhus had zich over de problemen van het Groenlandse jongetje gebogen. Ze ging samen met Duncan aan de slag en ontdekten (dus) die BMR-prik.

Hun vervolgvraag was of er meer mensen met een soortgelijke mutatie waren. Ze ontdekten dat de slachtoffers vrijwel allemaal afkomstig waren uit de oorspronkelijke bevolking van Groenland en Alaska: de eskimo’s oftewel inuit. Bij eskimo’s bleek die mutatie vrij gewoon te zijn: 1 op de 1500 had die mutatie bleek uit het uitlezen van het DNA van 5000 eskimo’s. Mogensen: “Dat was mogelijk omdat die populaties eeuwenlang vrij geïsoleerd leefden. Dan komt zo’n mutatie vaker voor.” Natuurlijk speelt ook een rol dat we dergelijke mutaties nu ook op het spoor kunnen komen.

Verleden

Mogensen wil meer monsters onderzoeken om te onderzoeken, ook die welke zijn bewaard, om een beter beeld van de geschiedenis van de mutatie te krijgen. Kinderen met die mutatie zouden ook geen BMR-prik moeten krijgen.

Veel kennis in de immunologie is gebaseerd op dierproeven. Dat geeft een idee hoe het afweersysteem bij mensen werkt maar niet hoe dat precies in elkaar zit. Dan zijn de gevallen als die van het Groenlandse jongetje prima aanvullend en broodnodig materiaal stellen de onderzoekers. Daar hebben we het over mensen.
Steeds meer onderzoekers richten zich in hun onderzoek dan ook op menselijk ‘materiaal’, waarbij vooral gekeken wordt naar de genetische ‘wortels’. Zo is er inmiddels een lijst van 400 mutaties die de afweer verzwakken. Voorlopig is die lijst nog lang niet volledig.
Jean-Laurent Casanova van de Rockefelleruniversiteit ontdekte bij West-Polynesiërs een genetisch variant bij zeven kinderen. Alle kinderen kwamen van Samoa. “Dat kan geen toeval zijn”. De mutatie zat nu echter in het gen dat codeert voor IFNAR1, een eiwit dat ook bindt aan type I interferonen. Hij wilde weten of die mutatie in de Pacifica vaker voorkwam. “Het bleek dat die mutatie inderdaad Polynesisch is”, zegt Casanova. “In West-Polynesië is die vrij algemeen (rond 1% van de bevolking; as).”

Voor Casanova was de grootste verrassing dat zonder de type I interferonen mensen met die mutaties toch een heleboel virussen de baas kunnen worden. Kennelijk zijn IFNAR1 en -2 toch niet wezenlijk in het bestrijden van virussen.
Daar denkt niet iedereen zo over. Mogelijk heeft de isolatie de mutatiehouders beschermd tegen blootstelling aan allerlei virussen, waardoor de mutatie telkens weer kon worden doorgegeven. Mogensen heeft nog een theorie. “We denken dat die beschermend zou kunnen zijn tegen besmettelijke ziektes zoals tuberculose, maar dat is pure speculatie.”

Bron: Wired

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.