Stukken antilichaam aan elkaar geplakt met bacteriële superlijm zouden een probaat middel (kunnen) zijn tegen bunyavirussen, meldden onderzoekers rond Paul Wichgers van de universiteit van Wageningen. Het zou een nieuwe manier zijn om, onder meer, virussen te bestrijden maar ook niet virale ziektes.
Bunyavirussen worden voornamelijk door insecten overgedragen op mens en dier. De gevolgen van een besmetting kunnen ernstig zijn. Ze staan op de zogeheten Blauwe Lijst van de Wereldgezondheidsorganisatie als mogelijke aanstichters van epidemische besmettingen bij gebrek aan tegenmiddelen. “Na vaccins worden antivirale en antilichaamsbehandelingen beschouwd als de effectiefste bestrijdingsmiddelen tegen virusbesmettingen”, zegt Wichgers. “Bepaalde antilichamen, VHH’s genoemd, lijken zeer succesvol te zijn in het onschadelijk maken van een virus dat de ademhaling bij kinderen aantast. Wij hebben onderzocht of die ook effectief zijn tegen bunyavirussen.”
Antilichamen (ook wel aangeduid met antistoffen of immunoglobulines) worden door het afweersysteem aangemaakt als reactie op een bepaalde ziekteverwekker (antigeen). Die hebben een typische Y-vorm en bestaan uit twee ‘zware’ en twee ‘lichte’ ketens.
Interessant is dat bij slechts een paar soorten, zoals kameelachtigen en verpleegsterhaaien, alleen zware-keten-antilichamen (HCAbs) worden gevonden, waarvan het antigeen-bindende domein tot expressie kan worden gebracht als een enkel-domein-antilichaam (sdAb). Van kameelachtigen afgeleide sdAbs, bekend als VHH’s, worden in toenemende mate gebruikt als hulpmiddelen in de geneeskunde voor, onder meer, virusbestrijding.
VHH’s zijn de plaatsen waar het antigeen aan bindt op de zware keten. VHH’s zijn dus kleiner dan het antilichaam en binden zich aan ziekteverwekkers op een manier die menselijke antilichamen niet kunnen. Dat maakt ze bovendien geschikt om er een constructies van meer VHH’s van te maken.
Lama’s
In hun onderzoek werden lama’s besmet met twee bunyavirussen: Het riftvalliekoortsvirus (RVFV) en het Schmallenbergvirus (SBV). De lama’s maakten VHH’s aan die een groot deel van het besmettingsmechanisme van het virus aanpakt: de glycoeiwitkop. De onderzoekers kwamen er achter dat die VHH’s verschillende delen in die glycopeiwitstructuur van het RVF-virus en van het SB-virus ‘herkennen’.
Toen ze keken of die VHH’s het virus in een reageerbuis konden neutraliseren ontdekten ze dat VHH’s het niet alleen af kunnen. Door twee VHH’s te combineren werkte dat beter bij RBV, maar niet bij RVFV. Om daar resultaten te bereiken plakten ze verschillende VHH’s aan elkaar met een soort bacteriële superlijm. Die aan elkaar geplakte VHH’s bleken beide virussen effectief te bestrijden, maar alleen als die VHH’s meer dan een deel van de glycoeiwitkop ‘aanpakten’.
Met de antilichaamcomplexen die in de reageerbuis het best voor de dag kwamen toonden ze bij besmette muisjes aan dat die de beestjes van een wisse dood konden redden. Het aantal virussen in het bloed van de behandelde muisjes was ook veel lager dan in dat van de onbehandelde diertjes.
Mensen
Om bij mensen werkzaam te zijn moeten de antilichamen alle functies hebben van diens natuurlijke antilichamen. Daartoe fabriekten de onderzoekers een soort gemengde lama/mensantilichamen. Die weer toegediend aan (later besmette) muisjes voorkwamen de dood van 80% van de besmette proefdiertjes. Als de mengantilichamen werden toegediend na de besmetting dan overleefden nog 60% van de muisjes het.
“We hebben de gunstige eigenschappen van VHH’s gebruikt in combinatie met bacteriële superlijm om veelbelovende virusbestrijders te ontwikkelen”, zegt medeonderzoeker Jeroen Kortekaas. “Dat zou de ontwikkeling kunnen helpen van geneesmiddelen voor bunyabesmettingen, maar ook andere virusinfecties en ook andere ziektes, inclusief kanker.”
Bron: EurakAlert