Shinya Yamanaka kreeg in 2012 de Nobelprijs voor de geneeskunde voor de ontwikkeling van een techniek om uit rijpe cellen stamcellen te maken, de zogeheten geïnduceerde pluripotente stamcellen. Daarmee slechtte Yamanaka de ethische barrières enigszins die aan stamcelonderzoek tot aan zijn ontdekking kleefden, dacht hij. Voordat de techniek van de Japanner opgang maakte, gebruikten stamcelonderzoekers meestal embryonale stamcellen (de natuurlijke ‘alleskunners’) en dat stuitte alom op grote bezwaren. Yamanaka sprak met een verslaggever van de New York Times over de grote belofte die stamceltherapie zou zijn. De onderzoeker stelt dat we onze verwachtingen wat moeten matigen. De behandeling is geen oplossing voor alle ziektes, bij lange na niet. Ook over de ethische kwestie moet nodig een discussie gehouden worden…
Tien jaar na zijn ontdekking stelt Yamanaka dat we nog maar aan het begin van een ontwikkeling staan. In 2014 maakte Japanse onderzoekster Masayo Takahashi van het RIKEN-instuut furore met de stamceltherapie bij een lijder aan netvliesveroudering. De toen 70-jarige patiënte schijnt nu veel beter te zien.
Bij een tweede poging bleken de geïnduceerde stamcellen gemuteerd te zijn. Dat zou een risico op kanker geven en de operatie werd afgeblazen. Het risico op de ontwikkeling van kankercellen door de herprogrammering van rijpe cellen tot stamcellen is een van problemen waarmee stamcelonderzoekers te kampen hebben. Voorlopig ligt dat onderzoek van Takahashi stil.
Yamanaka zegt tegen te New York Times dat de verwachtingen ten aanzien van de stamceltherapie wel wat overspannen zijn geweest. Een belangrijke beperking is dat stamceltherapie zich vooralsnog (?) moet beperken tot die ziektes die zich in één type cel in het menseljik lichaam voordoen. Een mens heeft meer dan 200 verschillende celtypes in zijn lijf.
Volgens Yamanaka betekent dat, dat er maar zo’n tien ziektes daarvoor in aanmerking komen: aandoeningen aan het hoorn- of netvlies, hart- en leverfalen, suikerziekte, de ziekte van Parkinson en nog een paar zoals ruggenmergbeschadiging. “Maar dat is het dan. Het aantal menselijke ziektes is enorm. Ik zou niet weten hoeveel, maar in slechts een klein deel daarvan kan een stamceltherapie helpen.” Hij denkt dat ziektes waarbij meer celtypen zijn betrokken niet kunnen worden behandeld met een stamceltherapie.
Directe herprogrammering
Hij ziet mogelijkheden voor het gedeeltelijk herprogrammeren van gespecialiseerde cellen naar een voorstadium daarvan in plaats van het helemaal terugprogrammeren van die gespecialiseerde cellen tot stamcellen, die dan vervolgens weer moeten worden omgevormd tot gespecialiseerde cellen. “Directe herprogrammering heet dat en dat zou beter kunnen werken dan pluripotente stamcellen bij een ouder iemand waarbij het kraakbeen in de knie vervangen moet worden. Pluripotente stamcellen zouden misschien een betere optie zijn voor een jonger iemand met een kleine scheur in de kniebanden. Je kunt prima kraakbeen maken uitgaande van pluripotente stamcellen.”
Etische kwestie
Yamanaka dacht dat met de ontwikkeling van de herprogrammeringstechniek de ethische kwesties van de baan zouden zijn, maar dat is niet zo. “We kunnen een menselijk nier of alvleesklier in een varken laten groeien door menselijke pluripotente cellen toe te voegen aan een varkensembryo. Dat is heel controversieel. We zouden er duizenden mensen mee kunnen helpen, dus is het zaak daar zo snel mogelijk helderheid over te krijgen.” De ethische kant van stamceltherapie zal ter discussie moeten worden gesteld, dus, om daar duidelijkheid over te krijgen, vindt hij.
Yamanaka kan niet zeggen wanneer stamceltherapie daadwerkelijk in de klinische praktijk zal worden toegepast. Hij vertelt het verhaal van zijn vader die vanwege een wond aan zijn been donorbloed kreeg. Dat leverde hem hepatitis op en in ’89 stierf hij. “Vijfentwintig jaar later, net twee jaar geleden is er een effectieve behandeling gekomen. Een tablet en na drie maanden is het virus verdwenen. Geweldig, maar dat duurde 25 jaar (langer, natuurlijk, maar Y. rekent in Pa-jaren; as). Pluripotente stamcellen zijn er pas tien jaar. Onderzoek kost tijd. Dat moet iedereen begrijpen.”
Bron: New York Times