T-regelcellen zijn een onderdeel van ons afweersysteem die moeten voorkomen dat dat niet uit de band springt. Bij allergie, bijvoorbeeld, doen die hun werk niet goed. Andere T-cellen doen het vuile werk maar als de bedrieging onschadelijk is gemaakt, dan moet het afweersysteem weer ‘gewoon’ doen.
Kankerimmunotherapie komt neer op het ‘oppompen’ van het immuunsysteem om de kwaadaardige cellen toch aan te pakken. Kankercellen hebben zo hun maniertjes om de afweer te sussen. Vandaar. Als die T-regelcellen die (extra) afweerreactie dan weer teniet doen, dan werkt die therapie niet (goed). Het blijkt dat het elimineren van de T-regelcellen dan ook niet helpt, zo bleek de onderzoekers.
Nu ruim tien jaar na de ontdekking van de afweeronderdrukkende rol van T-regelcellen bij kanker blijkt (dus) dat het uitschakelen van die cellen de onderdrukking van het afweersysteem niet vermindert. Het is opmerkelijk: als de T-regelcellen sterven, dan blijven de onderdrukkende activiteiten gewoon intact, zelfs sterker dan in levende staat. Alle cellen zijn dood, maar de machine werkt nog beter/slechter (het is maar hoe je het bekijkt).
“Het is een tweesnijdend zwaard. Als de cel niet sterft dan zijn ze afweeronderdrukkend, maar als die wel sterft nog sterker”, zegt onderzoeker Weiping Zou van de universiteit van Michigan. “Niemand verwachtte dit, maar het verklaart waarschijnlijk waarom je geen baat hebt van de dood van T-regelcellen.”
Revolutie?
Immunotherapie zou een revolutie in de kankerbestrijding hebben ontketend, maar voorlopig zie ik daar nog niet al te veel van. Een van de grootste vragen is waarom maar zo weinig patiënten goed op die behandeling reageren. Waarschijnlijk heeft dat er mee te maken dat afweersystemen tamelijk op de persoon afgestemde systemen zijn, maar dat is mijn eenvoudige lekeninschatting.
In 2004 ontdekte Zou de functie van T-regelcellen bij kanker: hoe meer van deze cellen, hoe korter de overlevingskans van de patiënt. Dat leidde tot de, mislukte, klinische proeven met de eliminering van de T-regelcellen.
Het blijkt nu als die cellen sterven ze een hoop adenosinetrifosfaat (ATP) aanmaken, een stof die als energiedrager een belangrijke rol speelt bij de energiehuishouding van de cel. Daarna raakt ATP zijn drie fosfaatgroepen kwijt en ontstaat adenosine. Die stof richt zich op de andere T-cellen, waar die zich koppelt aan een receptor op het celmembraan. Daar kunnen die kennelijk niet tegen.
T-regelcellen komen uit heel het lichaam naar de plaats(en) waar zich kankercellen bevatten. Daarom zijn daar veel T-regelcellen. Die sterven relatief snel. De onderzoekers willen nu kijken of ze voor die cellen niet een soort blokkade kunnen oprichten om te voorkomen dat ze bij de tumor terechtkomen. Ze willen ook bekijken of ze die onderdrukkende functie kunnen onderdrukken… Er is nog een hoop werk aan de winkel
Bron: EurekAlert