Het is eigenlijk heel eenvoudig: als je het DNA van de soorten kent, dan heb je maar een molecuul DNA nodig om te bepalen van welk levend organisme dat afkomstig is. Onderzoekers van, onder meer, de universiteit van Washington hebben laten zien dat je aan de hand van het DNA dat is gevonden in een glas uit een groot aquarium in Californië (Monterey Bay-aquarium met zo’n 4,5 miljoen liter) kunt bepalen welke vissen daar in rond zwemmen (13 000 soorten). Ze zouden de correcte ‘identiteit’ van een aantal vissoorten (mij was niet duidelijk of ze al die vissoorten hadden geïdentificeerd) die in dit gigantische aquarium zwemmen hebben vastgesteld. Ze schrijven daar dan een verhaal over in het open wetenschapsblad PlosOne, maar dat lijkt me eigenlijk wat overdreven. Alhoewel, met die techniek kun je ook achterhalen of er veel of weinig, bijvoorbeeld, haring zit in een stuk zee waar je je glas vulde.
“Het is misschien een onprettig idee voor zwemmers, maar het water van een oceaan of meer stikt van de cellen die afkomstig zijn van het daar aanwezige leven”, zegt onderzoeker Ryan Kelly. Dat kunnen cellen van schubben zijn, van beschadigd weefsels of van uitwerpselen. “In al die cellen zit DNA en met de juiste apparatuur kun je zeggen van welk dier of welke plant die cel afkomstig is. Nu werken we aan een methode om ook te kunnen bepalen hoe vaak die soort voorkomt, in relatieve zin dan.” Twee jaar geleden werd de methode gebruikt om in een rivier een bedreigde soort op te zoeken. Nu wordt die techniek gebruikt om te bepalen welke soorten er leven, in zowel zoet als zout water. “Als je weet waarnaar je zoekt is dat een handzaam instrument”, zegt de onderzoeker van de universiteit van Washington. De onderzoekers lazen niet het hele DNA af, maar slechts een klein deel (106 baseparen) van het mitochondriale DNA (de mitochondriën in een cel hebben een eigen DNA).
Het Californische aquarium werd als proefbad uitgekozen, omdat daarvan bekend is wat er in rondzwemt. Acht beenvissen (de meeste vissen zijn beenvissen) werden juist gedetermineerd en ook bleek uit die paar glazen aquariumwater dat de sardines en de tonijnen het grootste deel van de biomassa in de vissenbak uitmaakte. Zelfs vis die, dood, als voer had gediend, bleek nog traceerbaar. Eerst verbaasden ze zich over de aanwezigheid van de vis, een haringachtige die in de Atlantische Oceaan voorkomt, maar na een tijdje viel het kwartje. Het bleek aan de hand van dat stukje mitochondriaal DNA niet mogelijk haaien en schildpadden te ontdekken. Volgens Kelly is dat hiaat invulbaar (en dat is natuurlijk ook zo).
Deze techniek lijkt voor het meten van de visstand minder kostbaar dan de traditionele methodes (vangen en meten van scholen via sonartechnieken), maar er zullen dan nog wel wat hobbeltjes genomen moeten worden. De stromingen en golfslag brengen de hele boel door een ander en dat vertroebelt de vertaling van de meting naar de werkelijkheid. Er moet, zeggen de onderzoekers dan ook in het PlosOne-artikel, nog wel wat onderzoek gedaan worden om het een betrouwbare meetmethode te maken. Deze techniek is mede mogelijk geworden, doordat het uitlezen van DNA steeds goedkoper is geworden. In 2001 kostte dat een dikke 5000 dollar (ongeveer € 3500; we praten over een stukje DNA)) nu nog maar 6 dollarcent (iets meer dan 4 eurocent).
Bron: Eurekalert