Af en toe geloof je je ogen toch niet, maar het staat er toch echt in het persbericht en in het blad British Medical Journal: klinische proeven met stamceltherapieën lijken succesvoller te zijn als er meer ongerijmdheden in de verslaggeving voorkomen. Het ging bij deze meta-analyse om klinische proeven met beenmergstamcellen ter verbetering van de hartfunctie. De onderzoekers bestudeerden 133 rapporten van 49 klinische proeven en ontdekten 600 ongerijmdheden.
Een ongerijmdheid is als twee (of meer) feiten gepresenteerd worden die niet allebei (of allemaal) waar kunnen zijn. Zo kun je geen groep van 70 proefpersonen niet verdelen in een groep van 35 en een van 80 proefpersonen. Bij acht klinische proeven werden meer dan 20 discrepanties aangetroffen. Het opmerkelijke is dat het aantal ongerijmdheden een perfecte maat was de verbetering van de hartfunctie bij de proefpersonen in de klinische proef. Klinische proeven waarvan de verslagen minder ongerijmdheden bevatten, bleken ook minder succesvol. De vijf proeven zonder een enkele ongerijmdheid bleken ook alle geen enkel effect te hebben gehad bij de proefpersonen.
Eerdere meta-analyses van klinische proeven met beenmergstamcellen lieten een aanzienlijke verbetering in de hartfunctie van de proefpersonen zien. In sommige proeven bleek echter van geen verbetering sprake. Hoe dat zit is onduidelijk. Darrel Francis, een van de onderzoekers, stelt dat er bij klinische proeven een grote hoeveelheid gegevens wordt verzameld en dat daarom begrijpelijk is dat er ongerijmdheden ontstaan als de onderzoekers hun resultaten publiceren. “Onze studie laat echter zien dat deze ongerijmdheden een aanzienlijke invloed kunnen hebben op de uiteindelijke resultaten. Dit maakt ons weer eens bewust van de noodzaak bij klinische proeven zorgvuldig te werk te gaan en verdacht te zijn op discrepanties. Natuurlijk hebben ook tijdschriften een belangrijke verantwoordelijkheid en over het geheel kan er nog veel verbeterd worden hoe we met die ongerijmdheden omgaan. Er gaat veel nu niet goed.”
Bij de beenmergstamceltherapie worden stamcellen uit het beenmerg in de heup in het hart gebracht met als doel dat die stamcellen zich ontwikkelen tot hartspiercellen en zo het herstel van het hart bevorderen. De behandeling is nog in een experimenteel stadium. Francis: “Helaas blijkt uit ons onderzoek dat het niet goed mogelijk is patiënten een duidelijk beeld te geven of de stamceltherapie werkt of niet. Er staat nu een studie op stapel om dat uit te zoeken. Ik hoop dat dit BAMI-onderzoek ons de broodnodige antwoorden kan verschaffen.” Het zal allemaal best, waarde professor, maar waar is de verklaring over de nauwe band tussen succes en geknoei of op zijn minst slordigheid (ongerijmdheden)? Daar zou ik wel eens wat meer van willen weten.
Bron: Eurekalert