Onderzoekers van de universiteiten van Barh (Eng) en Regensburg (D) zouden muisjes hebben ‘gemaakt’ zonder dat daarbij een eicel aan te pas was gekomen, lees ik in het doorgaans toch goed geïnformeerde Franse dagblad Le Monde. Het Britse populair wetenschappelijke blad is skeptischer en stelt dat de mogelijkheid van een kind van twee vaders (nog) geen biologische werkelijkheid is. En er werden wel degelijk eicellen gebruikt.
De onderzoekers zouden zaadcellen hebben ingespoten in niet-eicellen en zo 30 gezonde muisjes hebben ‘verwekt’. Daarvoor moesten ze overigens wel 104 keer ‘schieten’. Ze gebruikten ook niet zo maar een cel maar eicellen die werden blootgesteld aan een bepaalde chemische stof (SrCl2). In feite gingen ze dus wel degelijk van eicellen uit. Door het gebruik van die chemische stof slaagden de onderzoekers er in dat die eicellen zich deelden, wat ze normaal nooit doen (tot ze bevrucht zijn).
Die dochtercellen werden bevrucht met de zaadcellen. Het muisje dat daar uit ontstaat heeft dus zowel het DNA van de zaadcel als van de dochtereicel. Onderzoeker Tony Perry van de universiteit van Bath zegt dat die dochtercellen eigenlijk normale cellen zijn, heel anders dan eicellen. Overigens werden de gebruikte zaadcellen voor ze ingespoten werden teruggeprogrammeerd naar het begin van de ontwikkeling van zaadcellen. Het is overigens wel voor het eerst dat een zoogdier voortkomt uit de samensmelting van een zaadcel en een niet-eicel.
De vraag is natuurlijk of zoiets ook werkt bij andere cellen dan de dochtercellen van een eicel. Zeer waarschijnlijk niet. De niet-eicel was dan wel geen eicel, maar ook geen normale cel. Een normale cel bevat een dubbele stel chromosomen (diploïde), een geslachtscel een enkele (haploïde). Je zou natuurlijk kunnen speculeren over methodes om haploïde cellen te maken, maar dat zijn waarschijnlijk nog vele bruggen te ver.
Wat het experiment wel laat zien is dat er meer wegen naar Rome leiden, zelfs bij voortplanting. Naast klonen is er nu een derde weg om nageslacht te fokken. Wel bleek de genactiviteit tijdens de ontwikkeling van de embryo’s anders was dan bij normale muizenembryo’s. De uitkomst was gezond (tenminste als de embryo bleef leven). Misschien levert dit onderzoek iets op voor het vruchtbaarheidsonderzoek, speculeert Perry.
Bronnen: Le Monde, New Scienist