Studie koeiengenen zou tonen waarom klonen lastig is

Kloonkalfjes

Twee gezonde kloontjes. De uitzonderingen (afb: UvC)

Het klonen van zoogdieren schijnt niet zo makkelijk te zijn. Twintig jaar geleden werd in Schotland het schaap Dolly gekloond. Klonen van zoogdieren blijkt nog steeds geen ‘eitje’ te zijn. Onderzoekers van, onder meer, de universiteit van Californië in Davis denken nu te weten hoe dat komt. Het lijkt er op dat dat hoge sterftecijfer vooral een gevolg is van een slechte ‘inbedding’ in de baarmoeder van de draagmoederkoe.

Dolly werd geboren met een techniek die somatische celkernoverdracht is genoemd. Daarbij wordt de kern van een volwassen cel overgebracht naar een onbevruchte eicel, waarvan de kern is verwijderd. Vervolgens wordt de celdeling met elektrische pulsjes aan de gang gebracht en na een aantal delingen wordt de embryo bij een draagmoeder ingebracht.
Het klonen van vee zou belangrijk voor de veeteelt zijn (Ja?). Bovendien kan je daarmee onderzoek doen. De slaagkans is echter gering: minder dan 10% van de ingebrachte kloonembryo’s redt het tot de geboorte. Bij de rest gaat het mis.
Aan de hand van de in de cellen aangetroffen RNA-moleculen bepaalden de onderzoekers de genexpressie (welke genen zijn actief?) van koe-embryo’s bij de implantering in de draagmoeder. Daarmee wilde ze een beter zicht krijgen op de moleculaire oorzaken van het lage geboorteresultaat. “Dit onderzoek heeft geleid tot de herdefiniëring van onze kennis over de effecten van het herprogrammeren van de kern op de buitenembryonale weefsels en de communicatie tussen de kloonembryo’s en hun draagmoeder”, zegt onderzoeker Harris Lewin met enige bombast.
De onderzoekers ontdekten hoe de omstandigheden tijdens de implantatie van de kloonembryo gevolgen heeft voor de vruchtontwikkeling. Ze bekeken hoe de embryo’s zich ontwikkelden na 18 (voor implantatie) en 34 dagen (na implantatie), evenals de veranderingen van het weefsel van de draagmoederkoe. Ze vergeleken die gegevens met die van koeien die via kunstmatige inseminatie waren bevrucht.
Ze denken dat de bovenmatige activiteit van verschillende genen geleid zou kunnen hebben tot hoge sterfte van de kloomembryo’s. Daarnaast speelden ook het mislukken van de implantering in de baarmoeder een rol evenals het uitblijven van de ontwikkeling van de moederkoek.
Bij het buitenembryonale weefsel (weefsel buiten de eigenlijke vrucht zoals de moederkoek) constateerden de onderzoekers op dag 18 expressieafwijkingen ten opzichte van normale zwangerschappen in meer dan 5000 genen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet wist dat die moederkoek (placenta) zich ook buiten de baarmoeder ontwikkelt en als dat niet zo is dan lieg ik mee met het persbericht.
Opmerkelijk was dat het beeld na 34 dagen veel meer in overeenstemming was met dat van een normale zwangerschap. Dat suggereert dat de inbedding in de baarmoeder van de draagkoe daadwerkelijk had plaatsgevonden en de geïnduceerde zwangerschap kennelijk was genormaliseerd. Het lijkt er dus op dat de problemen vooral een gevolg zijn door genfouten bij de ontwikkeling van buitenembryonaal weefsel.

Baarmoeder

“Onze resultaten bevestigen dat de wisselwerking tussen de baarmoeder en de buitenembryonale weefsels tijdens de implantering cruciaal is”, zegt medeonderzoeker Olivier Sandra van INRA (F). “We weten nu waarom klonen zo slecht lukt. Dit kan leiden tot verbetering van het kloonprocédé bij dieren. Dit onderzoek maakt ook duidelijk waarom klonen van mensen absoluut verboden moet zijn”, zegt Lewin. “Het is toch al opmerkelijk dat klonen werkt. Dat duidt op een groot aanpassingsvermogen bij de ontwikkeling van de vrucht onder extreme omstandigheden.”

Bron: EurekAlert

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.