Pluripotente stamcellen net zo goed als gekloonde

Productiememthoden stamcellen

De kloonmethode (boven in bovenste plaatje) of de genetische reprogrammering leveren even goede (of even slechte) stamcellen op (afb: Cell)

Embryonale stamcellen, in feite gekloonde cellen, zijn net zo goed of slecht als pluripotente stamcellen, bleek uit onderzoek van, onder veel meer, Dieter Egli van de Newyorkse stamcelstichting NYSCF). Pluripotente stamcellen zijn in principe makkelijker te maken en er kleven geen of weinig ethische nadelen aan, maar ze hielden altijd een geur van bederf rond zich. Therapieën met pluripotente stamcellen zouden kunnen leiden tot kanker of ander ongerief doordat die kwalijke mutaties vertoonden na reprogrammering uit volwassen cellen. De uitkomst van het onderzoek is in die zin ook opmerkelijk omdat Egli altijd een groot voorstander van embryonale stamcellen is geweest. “Ik weet niet wat dat gaat betekenen voor embyonale-stamcelprogramma”, zei hij op een bijeenkomst van zijn stichting op 22 oktober.

Egli en zijn medeonderzoekers wilden weten of stamcellen die via de kloontechniek worden verkregen, waarbij een onbevruchte eicel wordt voorzien van een andere kern, beter zijn dan de pluripotente cellen. Volgens Egli waren de onderzoeken die tot nu toe zijn gedaan om die technieken te vergelijken onvoldoende geweest, omdat de cellen van verschillende donors afkomstig zijn geweest. Dat maakt het moeilijk om uit te maken of er mutaties optreden door de reprogrammering of dat die al aanwezig waren. Egli c.s. gebruikten huidcellen van twee mensen (een volwassene en een zuigeling) en maakten kloonstamcellen met gebruik van donoreicellen en pluripotente stamcellen. Vervolgens vergeleken ze het resultaat (=de stamcellen) genetisch met de oorspronkelijke huidcellen en de verschillen in DNA-methylering die de activiteit van de genen in een cel bepaalt. Beide methodes leverden tien mutaties op in vergelijking met het gemiddelde genoom van de functionele huidcellen en de veranderingen hoeven niet door het reprogrammeren te zijn veroorzaakt, stelt de onderzoeker. Ze zouden al in de oorspronkelijke huidcel aanwezig kunnen zijn geweest of door de voorbehandeling kunnen zijn uitgehaald. Beide typen stamcellen zouden ook evenveel veranderingen te zien hebben gegeven in de verandering van de methylering van het DNA. Over het algemeen maakte de productiewijze niets uit. Egli had graag anders willen zeggen, maar hij moet erkennen dat dat eenvoudigweg niet het geval is.

Het onderzoek zegt niks of de mutaties ze minder geschikt maakt voor onderzoek of therapie en ook niet of ze de genactiviteit beïnvloeden. Ze zijn dus even goed of even slecht. Ontwikkelingsbioloog Juan Carlos Izpisua Belmonte van het Salk-instituut in San Diego vindt de uitkomst opmerkelijk, maar denkt niet dat de kwestie hiermee is afgehandeld. “Er zijn zorgen over de veiligheid en die zullen er ook altijd zijn, ongeacht de methode.”

Egli blijft trouw aan zijn kloontechniek (die overigens aangeduid wordt met somatische celkernoverdracht met de Engelse afko SCNT), omdat die toch nog tenminste een voordeel heeft boven de genetische manipulatie die nodig is om pluripotente stamcellen te maken: de mitochondriale ziektes. Bij de kloontechniek komen de mitochondriën, en daarmee het DNA dat daar zit, niet van de patiënt zelf maar van de (ei)donor. De patiënt erft dan wel het mitochondriaal DNA van de eidonor met haar eventuele mitochondriale ziektes. Bij de pluripotente techniek zijn de mitochondriën van de patiënt zelf. “Ik zou niet alle eieren in een mandje leggen”, grapt Egli.

Bron: Science

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.